PATH: de densiteit hangt af van de concentratiecapaciteit van de niertubuli
TEST: de metig gebeurt steeds bij 20°C. ten einde de concentratiecapaciteit van de nier te kunnen apprecieren, meet men liefst op de eerste urine na de nachtrust, aangezeien deze dan de hoogste concentrtie vertonen.
Meettechnieken:
▪meten van de osmolariteit
▪refractometrie: de refractieindex is rechtstreeks evenredig met de densiteit
▪meting van de ionenconcentratie
▪densimetrie. Bij onvoldoene urine mag het staal verdund worden met gedestileerd water, de laatste cijfers van het resultaat worden dan vermenigvuldigd met de verdunningsfactor: voorbeeld: verdunning 1 vol urine met 2 vol water geef een densiteit van 1,007: de densiteit is dan 1,021. De meting gebeurt bij 15,6°C.
▪meting van de densiteit aan de hand van strips is niet betrouwbaar bij (can)(fel)
NORM: (can): 1015-1045 (met normale schommelingen bij gezonde dieren van 1001-1070); (fel): 1035-1060 (normale schommelingen van 101-1080). Verhoogde of verlaagde densiteit moet dus geïnterpreteerd worden aan de hand van de normale wateropname en moet recurrent, peristerend zijn vooraleer te besluiten tot anomalie.
ETIO:
‘isosthenuria°’: 1007-1012, geeft een gelijke densiteit aan met bloedplasma.
▪alle oorzaken van polyuria,polydipsia
'hyperstenuria°': verhoogde densiteit vergeleken met plasma:
▪hypertone deshydratatie (vochtverlies met weinig electrolyten verlies)
▫ urine na de slaap heeft een hogere densiteit; ▫dorst: vooral bij transport van dieren; ▫ hyperventilatie, hyperpnee; ▫ opname van zeewater, zilt water: drenkelingen, weiden in de polders; ▫ slikstoornissen en onvoldoende wateropname; ▫transpiratie; ▫waterige diarrhee; ▫ overvloedig braken; ▫koorts;
▪hypertone hyperhydratatie: water en electrolyten retentie
▫ verhoogde hydrostatische druk in bloedvaten: occlusie van vene door neoplasia, thrombophlebitis; ▫ oedeem van splanchnicus gebied door cirrhose, leversclerose; ▫ congestieve hartfalen
▪aanwezigheid van overmaat opgeloste stoffen
▫ diabetes mellitus; ▫ proteïnuria, nephrotisch syndroom; ▫ ontstekingsexsudaat: glomerulonephritis, pyelonephritis, prerenale nierinsufficiëntie
▪isotone deshydratatie
▫ uitgebreidde brandwonden;
▪andere
▫ hepatopathie
'hyposthenuria°': verlaagde densiteit vergeleken met plasma
▪nephropathia: onvoldoende tubulaire reabsorptie
▫ acute en chronisch interstitiële nephritis; ▫ diuretische fase van toxische nephrose; ▫ pyelonephritis; ▫ gevorderde renale amyloïdosis; ▫ aplasia van de niercortex; ▫ renale diabetes insipidus: ongevoeligheid van de nier voor ADH; ▫ hypoplasie van de niercortex; hypokaliëmia; ▫ hypocalcemia
▪hormonaal, medicamenteus
▫ toedienen van corticosteroïden; ▫ toedienen van diuretica; ▫ toedienen van ACTH; ▫ Cushing; ▫ diabetes insipidus
▪hypotone hydratatie
▫ absorptie van grote hoeveelheden water na dorst; ▫ perfusie van glucose zonder zouten; ▫ psychogene polydipsia
▪andere
▫ pyometra: doo nephropathie (can); ▫ somige hepatopathieën.
‘dynamische testen°’:
Om te kunnen besluiten tot onvoldoende tubulaire reabsorptie, moet een drankrestrictieproef uitgevoerd worden of een test met vasopressine