header henri 1060x288

PATH: de densiteit hangt af van de concentratiecapaciteit van de niertubuli

TEST: de metig gebeurt steeds bij 20°C. ten einde de concentratiecapaciteit van de nier te kunnen apprecieren, meet men liefst op de eerste urine na de nachtrust, aangezeien deze dan de hoogste concentrtie vertonen.

Meettechnieken:

▪meten van de osmolariteit

▪refractometrie: de refractieindex is rechtstreeks evenredig met de densiteit

▪meting van de ionenconcentratie

▪densimetrie. Bij onvoldoene urine mag het staal verdund worden met gedestileerd water, de laatste cijfers van het resultaat worden dan vermenigvuldigd met de verdunningsfactor: voorbeeld: verdunning 1 vol urine met 2 vol water geef een densiteit van 1,007: de densiteit is dan 1,021. De meting gebeurt bij 15,6°C.

▪meting van de densiteit aan de hand van strips is niet betrouwbaar bij (can)(fel)

NORM: (can): 1015-1045 (met normale schommelingen bij gezonde dieren van 1001-1070); (fel): 1035-1060 (normale schommelingen van 101-1080). Verhoogde of verlaagde densiteit moet dus geïnterpreteerd worden aan de hand van de normale wateropname en moet recurrent, peristerend zijn vooraleer te besluiten tot anomalie.

ETIO:

‘isosthenuria°’: 1007-1012, geeft een gelijke densiteit aan met bloedplasma.
▪alle oorzaken van polyuria,polydipsia

'hyperstenuria°': verhoogde densiteit vergeleken met plasma:

▪hypertone deshydratatie (vochtverlies met weinig electrolyten verlies)

▫ urine na de slaap heeft een hogere densiteit; ▫dorst: vooral bij transport van dieren; ▫ hyperventilatie, hyperpnee; ▫ opname van zeewater, zilt water: drenkelingen, weiden in de polders; ▫ slikstoornissen en onvoldoende wateropname; ▫transpiratie; ▫waterige diarrhee; ▫ overvloedig braken; ▫koorts;

▪hypertone hyperhydratatie: water en electrolyten retentie

▫ verhoogde hydrostatische druk in bloedvaten: occlusie van vene door neoplasia, thrombophlebitis;                ▫ oedeem van splanchnicus gebied door cirrhose, leversclerose; ▫ congestieve hartfalen

▪aanwezigheid van overmaat opgeloste stoffen

▫ diabetes mellitus; ▫ proteïnuria, nephrotisch syndroom; ▫ ontstekingsexsudaat: glomerulonephritis, pyelonephritis, prerenale nierinsufficiëntie

▪isotone deshydratatie

▫ uitgebreidde brandwonden;

▪andere

▫ hepatopathie

'hyposthenuria°': verlaagde densiteit vergeleken met plasma

▪nephropathia: onvoldoende tubulaire reabsorptie

▫ acute en chronisch interstitiële nephritis; ▫ diuretische fase van toxische nephrose; ▫ pyelonephritis; ▫ gevorderde renale amyloïdosis; ▫ aplasia van de niercortex; ▫ renale diabetes insipidus: ongevoeligheid van de nier voor ADH; ▫ hypoplasie van de niercortex; hypokaliëmia; ▫ hypocalcemia

▪hormonaal, medicamenteus

▫ toedienen van corticosteroïden; ▫ toedienen van diuretica; ▫ toedienen van ACTH; ▫ Cushing; ▫ diabetes insipidus

▪hypotone hydratatie

▫ absorptie van grote hoeveelheden water na dorst; ▫ perfusie van glucose zonder zouten; ▫ psychogene polydipsia

▪andere

▫ pyometra: doo nephropathie (can); ▫ somige hepatopathieën.

‘dynamische testen°’:

Om te kunnen besluiten tot onvoldoende tubulaire reabsorptie, moet een drankrestrictieproef uitgevoerd worden of een test met vasopressine